Instructie zwemlessen

In de eerste twee zwemuren (18:00 tot 19:30 uur) is de diepte van het bad tussen de 45 cm en de 170 cm diep. Het bad is ingedeeld in vier verschillende badjes, steeds met een oplopende moeilijkheidsgraad.

Als de kinderen lid worden, en ze gaan de eerste twee uren zwemmen. Dit boekje zit ook in het contributiemapje met het stempelkaartje.

Als uw kind aan alle “eisen” van het badje voldoet, zoals in het vorderingen-boekje staat, wordt uw kind individueel overgeplaatst naar het volgende badje.

 

Badje 1: Watervrij maken

Waarom?
De eerst stap op weg naar het A diploma is uw kind vertrouwd maken met het water. Dit zal spelenderwijs gebeuren. We zorgen ervoor dat uw kind het water leuk gaat vinden en zich er prettig in gaat voelen. Het watervrij maken van de kinderen is essentieel voor de verdere opleiding.

Als uw kind niet watervrij is, heeft hij/zij angst voor het water (met name onder water) en zal het sommige technieken nog niet kunnen (aan)leren. Door middel van spelletjes leert uw kind bewegen en drijven in het water. Dit is erg belangrijk, omdat in deze periode de basis wordt gelegd voor het echte zwemmen.

Hoe?
Op een speelse en ongedwongen manier leren wij uw kind door het water te lopen, het water in en uit te gaan, van buik naar rug te draaien, met het hoofd onder water te gaan en onder water te kijken en te zoeken.
Ook leert uw kind zelfstandig te drijven in het water op zowel de buik als de rug. Veel oefeningen worden in spelvorm aangeboden, omdat dat voor jonge kinderen de beste manier is om iets te leren.

Denk dus niet dat het kind alleen maar speelt in het water. Ieder spel heeft een bedoeling. Na deze periode van watervrij maken is het tijd voor de volgende fase: badje 2, het aanleren van de beenslag.

 

Badje 2: De beenslag

Het belangrijkste leeraspect van badje is het aanleren van de beenslag. Zowel de beenslag van de schoolslag als van de enkelvoudige rugslag worden aangeleerd.

Natuurlijk worden ook de geleerde vaardigheden van het eerste bad bijgehouden.De kinderen blijven het drijven herhalen, maar ook het onderwater gaan blijft belangrijk. De kinderen zwemmen in water wat een diepte van 45 cm tot 110 cm. Afhankelijk van de lengte van het kind en het aantal lessen wat het kind gehad heeft, krijgt het kind een plaats in de groep.

Ook de beenslag borst en rugcrawl wordt geoefend in badje 2. Als u kind in staat is om al het bovenstaande goed uit te voeren, kan uw kind over naar badje 3. Daar wordt de combinatie met de armen aangeleerd zodat het samen de schoolslag vormt.

 

Badje 3: Combinatie met de armen

In badje 3 varieert de diepte van 45 cm tot 110 cm. Afhankelijk van het kind en de zwaarte van de oefeningen wordt uw kind in een bepaalde diepte geplaatst. Naast al de oefeningen in het tweede bad, is het moeilijkste onderdeel in bad 3 de combinatie. De schoolslag bestaat uit de combinatie van de armslag en de beenslag.

Als de beenslag vloeiend gaat en het kind een aantal beenslagen achter elkaar kan, dan wordt er een begin gemaakt met de armslag. Dan wordt het vaak moeilijk voor het kind, armen en benen maken tegenstrijdige bewegingen.

Benen langzaam buigen, maar gelijk de armen krachtig zijwaarts. En vervolgens pipo-voeten en dan armen rustig en benen “stevig” sluiten. De kinderen raken dan soms in de war en gaan ineens de armen tegengesteld aan de juiste manier bewegen.

Drijven, borstcrawl en rugcrawl worden ook herhaald. Daarnaast wordt er ook geoefend met onderwaterzwemmen.
Maar ook het in het water voorwaarts springen, het zijwaarts laten vallen en  het “gaan zitten op de onzichtbare stoel” (vraag maar aan uw kind wat dat is !).
Dit zijn allemaal oefeningen die te maken hebben met het survival onderdeel van het Zwem-ABC.

Als u kind al deze vaardigheden kan, dan gaat hij/zij over naar het laatste badje bij de instructie-uren.

 

Badje 4: Voorbereiding diplomagroep

Het vierde en laatste badje van de eerste 2 lesuren is het badje waar uw voornamelijk kind oefent in het zwemmen van langere afstanden zonder dat ze kunnen staan. De diepte van het bad begint bij 110 cm tot 170 cm.

Tot badje 4 waren de afstanden beperkt tot 5 meter maximaal. In het vierde bad wordt deze afstand vergroot naar ongeveer 12 meter. Gelet op de diepte, kunnen de kinderen alleen langs de lijn van het tweede en derde bad staan. De rest van het bad is te diep om te kunnen staan. De kinderen moeten dus zelfstandig de 12 meter kunnen overbruggen.

Natuurlijk blijft het herhalen en het verbeteren van de diverse slagen belangrijk. Ook wordt er een begin gemaakt met de kopsprong (=duiken) en het zwemmen door het zeil.

Het vierde bad is het enige bad waar de kinderen tegelijk overgaan van het huidige zwemuur naar het 3e uur voor opleiding diploma A. Vaak gebeurt dat kort na het diploma zwemmen, zodat de kinderen die in het derde lesuur zwemmen van gelijk niveau zijn.